Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Dat Gij zoudt [34]roepen, en ik U zou [35]antwoorden, dat Gij tot [36]het werk Uwer handen zoudt [37]begerig zijn. 34. Te weten, om mij uit het graf, waarin ik tot den dag mijner verandering zou gelegen hebben, weder op te wekken. 35. Dat is, uw roepende stem gehoorzamen, mits uit het graf te komen. 36. Zo noemt hij zichzelven. Zie boven, hfdst.10 vs.8; Ps.119:73. 37. Dat is, Gij zoudt dat genadiglijk ontvangen en daarom weldadigheid bewijzen.